Selecteer een pagina

Het is een koude decemberochtend. Dik ingepakt loop ik met Woezel naar buiten. We zijn toe aan een lange wandeling. Van lange wandelingen word je lekker moe, ze zorgen er ook voor dat je hoofd leeg waait en dat alle kluwen en knopen aan gedachten een beetje uit elkaar gehaald worden en iedere gedachte weer wat beter op een eigen bolletje wordt gedraaid.

Woezel is niet bezig met al die kluwen aan gedachten. Hij vindt lange wandelingen gewoon heel fijn, ruikt tussen de blaadjes en takken en kan lekker vies worden. Hij leeft nú, in het moment. ‘Wat zou ik graag wat meer kunnen leven als jij doet, gewoon in het nu,’ zeg ik tegen hem terwijl ik zie hoe hij zijn snuitje in de lucht steekt, snuffelt en lekker om me heen stuitert. Terwijl we op deze decemberochtend wandelen aan de rand van Drachten zie ik dat de bomen om me heen, na de harde wind en kou, bijna alle bladeren hebben laten vallen. ‘De natuur laat los’ denk ik.  De decemberzon straalt en de lucht lijkt wel extra blauw tussen de takken door. Zonder al die bladeren, al dat groen, geel. oranje en rood zie je opeens hoe mooi ze van vorm zijn. Het is de tijd waarin de bomen ons zonder alle ‘opsmuk’ laten zien hoe hun takken zijn gegroeid en gevormd door al die jaren heen. Soms kwamen ze obstakels in hun leven tegen en moesten ze een ander pad kiezen om te groeien, soms brak er een tak af of stierf er een boom. Stormen deden hun stam en takken alle kanten op waaien en schudden maar ondanks dat staan de meesten nog recht overeind. Hun wortels groeien onder de grond om zich heen en grijpen elkaar vast als ineengeslagen handen.

Terwijl we verder lopen, zie ik de druppels als kristallen glinsteren op de takken. Uit mijn mond komen wolkjes stoom, de kou bijt in mijn wangen en mijn voeten zijn nat maar ik voel golven geluk door me heen stromen. We lopen langs ‘de berg’ zoals ik hem altijd als kind noemde. Het een grote bult waarop in de jaren bomen en struiken zijn gepland en gegroeid en kleine, avontuurlijke paden zijn ontstaan. Hier hoor en zie je de specht tikken, opzoek naar eten of om heel duidelijk te laten weten dat dit wel mooi zijn space is, dus wegwezen. In de winter (als het gesneeuwd heeft) kun je langs verschillende paadjes van die berg sleeën, (wintersport in eigen durp) en in de zomer grazen de schapen daaronder in het land.

Daar aan de voet van die berg, met een kleine sloot ertussen, achter lange roodbruine bakstenen tuinmuren zie ik de muren en ramen van het klooster. Ik denk aan hoe blij ik was als meisje toen ik op een dag, terwijl ik bij een vriendinnetje speelde dat klooster ontdekte. Ik had net een stuk of tien keer de ‘Sound of Music’ gezien en had besloten dat ik, Corine Vreeling, non zou gaan worden. Dat kon niet anders, dat was mijn lot en nu stond ik opeens ook nog eens oog in oog met een geheimzinnig klooster. Ergens vaag herinner ik me dat ik ‘The Hills are Alive’ heb gezongen en tijden gefascineerd heb staan kijken en fantaseren. Ik vermoed dat mijn vriendinnetje me lichtelijk vreemd moet hebben gevonden.  Ik moet bekennen dat mijn ‘roeping’ niet erg Goddelijk was. Ik wilde non worden om met Christopher Plummer te trouwen en was daarnaast ook nog eens totaal niet katholiek. Maar vanaf die tijd vroeg ik mijn moeder, die in haar jeugd katholieke vriendinnen had gehad, om me ‘wees gegroetjes’ te leren en ’s avonds sloeg ik tijdens avondgebedjes keurig een kruisje. Je wist nooit wat het zou opleveren, misschien wel een Christopher Plummer.

Door de jaren heen kwam ik erachter dat mijn plannen om non te worden waarschijnlijk niet zouden eindigen in een huwelijk met een knappe weduwnaar met zeven kinderen maar puur en alleen als bruid van Christus. Dat ging mij te ver. Exit Plummer (hij bleek ook veel te oud) en klooster. Ik had ondertussen een wereld vol fantastische boeken, helden en heldinnen ontdekt. En terwijl mijn vriendinnen posters ophingen van Madonna en Michael Jackson (en ik ook echt wel daar aan mee probeerde te doen en dat een beetje leuk vond) wilde ik niets liever dan gouvernante worden bij Mr Rochester, wonen in een ‘klein Huis op de Prairie of op Green Gables’,  trouwen met Mr Darcy en net zo sterk van geest en mooi zijn als Elizabeth Bennet. Ik wilde reizen door Engeland, slapen in kastelen die boordevol geheimen en geschiedenis zaten, vliegen op draken of bezemstelen en verdwijnen in kledingkasten die me meenamen naar landen vol met de meest mooie en fabelachtige wezens.

Terwijl ik nog wat voor me uit mijmer trekt Woezel me bijna plat op mijn giechel het gras in. ‘Sorry vriend, ik was wat afgedwaald’ zeg ik tegen hem en langzaam lopen we langs die roodbruine muren. Ik blijf maar kijken en denk aan de vrouwen die hier achter deze muren hun leven in soberheid en, zeker in de beginjaren van dit klooster, afgesloten van de buitenwereld leefden. Ik weet nog dat ik ze heel soms zag lopen buiten. Vaak in een klein groepje, in hun bruinige habijt. Het fascineerde me zo. Jaren na mijn ‘Sound of Music fase’ ben ik met mijn moeder bij ze op bezoek geweest. Ik mocht een crucifix uitzoeken, net als mijn zus. Maar doordat ik zo onder de indruk was van wat ik zag weet ik niet eens heel veel meer van dat bezoek of wat er gezegd is. Wat ik nog wel weet is hoe het eruit zag, hoe het licht naar binnen viel en hoe het rook.

In de jaren 90 werd het klooster verkocht en werden de gesloten deuren die probeerden de buitenwereld zoveel mogelijk weg te houden, geopend voor publiek. En nu, nu is het klooster weer verkocht en worden er binnenkort appartementen gebouwd voor mensen met dementie.

Woezel en ik lopen om het klooster heen, ik zie dat het hek naar de kloostertuin een stukje open is en loop er naartoe. Voor het hek blijf ik staan en gluur langs de spijlen naar de tuin. ‘Wil je even in de tuin kijken? ‘ klinkt er opeens een stem. Je zou op deze plek bijna een Goddelijke ontmoeting verwachten maar de stem komt van iets te dichtbij, ik zie een man die daar aan het werk is. Hij herhaalt: ‘Je mag gerust binnenkomen hoor. ‘Mag dat écht?’ Vraag ik. De man antwoord dat het zeker mag en dat het nu nog kan want binnenkort is het hek gesloten en kan publiek de tuin niet meer in. Hij vertelt me over de verkoop en verbouwing en ik vertel hem hoe vaak ik hier wel niet langs heb gelopen en het zo’n mooi gebouw en mooie tuin vind. ‘Neem je tijd om de tuin te bekijken’ zegt hij. En langzaam en een tikje eerbiedig loop ik de prachtige kloostertuin in. Woezel voelt het ook. Hij blijft rustig bij me ook al is er veel om te ruiken en is het gras zo lekker nat om in te rennen en rollebollen.

Daar sta ik dan, aan de binnenkant van die roodbruine muren waar ik zo vaak langs liep. Daar sta en loop ik dan in een tuin waar een groep vrouwen hun leven in soberheid doorbracht. Niks geen ‘the Hills are Alive’ Ik zie de fruitbomen en bedenk hoe ze hier in de tuin vroeger groenten hebben verbouwd. Als die grote beuken en berken konden praten, wat zouden ze dan vertellen. Achterin de tuin kom ik bij een kleine begraafplaats waar kruizen staan met de namen van de zusters. Ik lees wanneer ze zijn geboren, overleden en ik lees nog een datum: de datum dat ze toetraden tot het klooster. Deze bruiden van Christus. Sommigen traden jong toe maar ik zie ook vrouwen die toetraden en van mijn leeftijd waren. Vrouwen die de keus maakten om binnen de muren van een klooster te gaan leven en alles achter zich te laten. Hoe waren ze tot deze roeping of vlucht uit de wereld gekomen? Vraag ik me af. En ook al zou ik dit nooit kunnen of willen, kan ik het nog niet hálf begrijpen en wat mijn ideeën er ook over mogen zijn, ik hoop dat deze vrouwen zich hier binnen deze muren gesteund en veilig hebben mogen voelen met hun zusters.

Langzaam lopen we terug naar het hek terwijl ik het mooie gebouw en de tuin in mijn hoofd prent en heel veel foto’s maak. Ik voel me bevoorrecht dat ik hier heb mogen lopen en heb mogen rondkijken.

Eenmaal thuis zoek ik gelijk informatie en lees ik dat het Karmelklooster, zoals dit klooster heet, een klooster was van de zusters Onze Lieve Vrouwe van de Berg Karmel.  En laat deze Vrouwe nou net de patrones van de zeelieden zijn, de veilige haven waarin mensen hun toevlucht kunnen nemen te midden van alle stormen die hun treffen in het leven.

Binnenkort gaan ze beginnen met de appartementen maar naar wat ik gehoord heb blijft de ommuurde tuin zoals hij is. Ik hoop het, ik hoop dat deze prachtige tuin zo mag blijven en dat de muren van dit Karmelklooster en de muren van deze tuin straks veiligheid en steun zullen bieden aan de nieuwe bewoners voor wie de wereld steeds ongrijpbaarder en stormachtiger wordt. Ik hoop dat het hun veilige haven en thuis mag zijn.