Selecteer een pagina

‘Zullen we over een tijdje ook op kamers gaan’, zeg ik tegen mijn vriendin terwijl ik probeer mijn tompouce vakkundig te ontleden, wat natuurlijk jammerlijk mislukt en de helft van de gele pudding op mijn schoot beland (hoe dan). We zitten samen bij de Hema op ons vertrouwde plekje. Eindelijk weer, na al die tijd. Ik heb net verteld dat mijn zoon op kamers gaat en zij weet hoe dat is want haar dochter ging een paar jaar geleden ook. ‘Dat is toch raar, zeg ik tegen haar terwijl ik de kruimels en pudding van me af probeer te vegen: “Gisteren stapte ik met hem jouw huis binnen voor een eerste speelafspraakje, zaten we úren bij de kinderboerderij en straks, straks wonen onze oudste kinderen allebei niet meer thuis’. Mijn vriendin is bij het woordje ‘gisteren’ blijven hangen en zegt: ‘Nou gisteren, gisteren, ik vind het wel wat langer geleden hoor’. Vol ongeloof kijk ik haar aan. ‘Nee’, zeg ik: ‘Ik weet het zéker, het voelt als gisteren, de tijd gaat veel te snel en nu hebben we voor de helft al een lege nest syndroom, straks helemaal en dat kan niet, dat is te snel want we moeten zélf nog op kamers. Dat deden we immers nooit.’ Mijn vriendin, die mijn sentimentele buien gewend is, besluit er niet tegenin te gaan. Over één ding is ze het wel met me eens en ze verzucht:’ Ja het wordt wel tijd, het is de hoogste tijd dat wij op kamers gaan’.

Na de Hema en de tompouce fiets ik naar de kringloopwinkel om vast wat spullen te bekijken voor mijn zoon zijn nieuw huis. Terwijl ik mijn fiets op slot zet denk ik eraan hoe ik jaren geleden met mijn moeder daar in de rij stond. Ze had een eettafel voor mij gezien en deze gereserveerd. Met het reserveringsbriefje en een mand vol borden, bekers en blije kringloop meuk stonden we samen gezellig kletsend te wachten. Voor ons stond een iets oudere mevrouw. Ze draaide zich om, keek naar mijn mandje, keek naar mij, haar gezicht kreeg een glimlach en ze zei: ‘Ga je op kamers?’ De manier waarop ze het zei was zó lief dat ik gewoon bijna wel ‘ja’ móest zeggen. Ken je dat gevoel, dat je op zo’n moment iemand niet teleur wil stellen? Dus ik glimlachte lief terug, mompelde iets over ‘dat ik het zo leuk vond bij de kringloopwinkel’ en maakte een vreemdsoortige beweging met mijn hoofd die geen nee en óók geen ja was. Toen ze even later, vriendelijk wuivend, de winkel uitliep zei ik tegen mijn grinnikende moeder: ‘Ze zal het nóóit weten, ze zal nooit weten dat ze zojuist een 35jarige vrouw, moeder van twee kinderen, onlangs voor de tweede keer ‘gescheiden’ gevraagd heeft of ze op kamers gaat….. Terwijl mijn moeder bleef lachen voegde ik er tot slot dramatisch aan toe: En er zal nóóit, in mijn héle leven, iemand me meer zo jong inschatten’

Nadat ik mijn zoon via 50 WhatsApp foto’s gevraagd heb of hij deze borden en kommetjes wil (je hebt nooit genoeg kommetjes Simon) of toch liever de andere en hem heb verteld dat hij écht elke dag een schoon aanrechtdoekje moet gebruiken ‘omdat je anders nog beter de hond het aanrecht af kunt laten likken’ (sommige levenslessen moet je ze toch meegeven vind ik), bel ik mijn vriendin nog even. ‘Ik zie hier echt zoveel leuk spullen voor onze kamers’ zeg ik. ‘En ik heb besloten dat ik een gele muur wil en heel veel plantjes. Weet jij het al? Oh en mijn boeken moeten allemaal mee net als mijn oude Lp’s. Zullen we binnenkort ook even naar Ikea?’. Het is is even stil aan de andere kant van de telefoon: ‘Ik wil een eigen wc en douche’. zegt mijn vriendin. Ik wíl geen haren van een ander, van welke soort dan ook, in mijn doucheputje. En ik wil mijn wc ook niet delen met acht andere mensen’. ‘Oh’, zeg ik half rillend terwijl ik beelden voor me zie: ‘Dat vind ik eigenlijk ook niet zo’n heel fijn idee’. ‘En’, vervolgt ze: ‘Ik wil ook in een huis wonen waar het rustig is, waar niet tot in de vroege ochtend studentenfeestjes zijn met harde muziek en drinkende mensen’. ‘Ik hou eigenlijk helemaal niet zo van grote feestjes’, zeg ik tegen haar: ‘En ik drink ook bijna nooit, lig vaak vroeg op bed en ben eerlijk gezegd gewoon best wel saai’. We zijn beide even stil aan de telefoon. ‘Ik denk’, zeg ik terwijl ik naar zes bloemetjesborden kijk die perfect in mijn studentenhuisje zouden passen: ‘ik denk, dat sommige dingen niet meer gaan komen’. ‘Dat denk ik ook’ zegt mijn vriendin: ‘En dat is oké’, ‘Ja’, zeg ik en ik zucht maar het is geen zucht van frustratie of verdriet. Het is een zucht van berusting, ‘dat is helemaal oké’.

Bij de kassa stop ik de spullen voor mijn zoon én de bloemetjesborden die natuurlijk wel mee moesten in mijn tas. En terwijl ik daar sta is het net of ik heel even het lachende gezicht van mijn moeder naast me zie. Het voelt zo fijn en zo dichtbij. Ik zie haar precies zoals ze daar jaren geleden naast me bij de kassa stond terwijl ik mijn eigen leven leidde, terwijl ík mijn eigen keuzes, avonturen en ook fouten maakte. Maar hoe mijn keuzes ook uitpakten, hoe zij er ook over dacht (en gedachten heeft ze ongetwijfeld gehad), altijd stonden zij en mijn vader naast me, altijd. Rotsvast en onvoorwaardelijk.

‘Hij gaat op kamers mama’, zeg ik in mijn hoofd tegen haar. Mijn kind, hij die mij mama maakte, gaat uit huis. Hij gaat steeds meer zijn eigen leven leiden, zijn eigen keuzes en ook fouten maken. Precies zoals het hoort en wat gun ik hem de vrijheid om deze stappen te zetten. Wat gun ik hem fantastisch mooie avonturen. En hoe zijn keuzes ook uitpakken, hoe zijn vader en ik er ook over denken, ik hoop dat hij weet en nooit twijfelt dat wij naast hem zullen staan, ALTIJD. Rotsvast en onvoorwaardelijk.

Net zoals hij er ongetwijfeld de komende jaren nooit aan zal twijfelen dat hij thuis kan komen om zijn was te doen…….