Selecteer een pagina

Ik kon gisteravond de slaap niet goed vatten. 

Een van de redenen; een steekmug die zich al dagen op mijn slaapkamer verscholen houdt en totaal onvindbaar is. En die, zodra ik het licht naast mijn bed uitknip, binnen een tiental seconden om mijn hoofd begint te zoemen en te jengelen. Het gejengel wordt, hoe dichter ze bij mijn lichaam komt, steeds intensiever en agressiever. Mijn gevoelens tegenover haar ook.

Na drie keer het licht weer aangeknipt te hebben en drie pogingen om haar te vinden, waarbij ik acrobatische toeren uitvoerde over het bed en ieder stukje muur en plafond aan een grondige inspectie met zaklamp en gewapper van mijn armen onderwierp, gaf ik het op en kroop gelaten terug in bed. 

En zo, terwijl ik de dekbedhoes wat verder over me heen trok omdat in de verte het gezoem weer begon, voelde ik hoe de slaap mij meenam en stond ik plotseling in de B&B van Anja. Ik was daar om haar te gaan helpen met de gasten. Er waren heel veel trappen in haar B&B die ik telkens op en af moest lopen met een koffiemachine omdat Joop koffie wenste. Maar zodra ik boven was, werd ik weer naar beneden gestuurd omdat dit niet de juiste machine was en er een andere koffiemachine moest komen die: ‘écht lekkere koffie’ zou geven. Anja riep ondertussen naar boven: ‘dat hij hier echt geen punten mee scoorde en dat ze dit een hele forse uitspraak vond’. Bovendien had ze het druk want ze kreeg nog visite.

Toen ik met de zoveelste zware koffiemachine de steeds maar hoger wordende trap opliep zag ik uit het raam dat Robert Jan, Els en hun vrinden aan kwamen rijden in een Bentley. Ze droegen allemaal een Schotse kilt. Els droeg daarnaast ook nog een cape. Ze stond rechtop in de auto naast Robert Jan, de cape wapperend in de wind, haar haren stormvast. Er lag een glimlach op haar gezicht, ze wuifde en gebaarde sierlijk, trots, bijna koninklijk. Of, zou ze de veiligheidsinstructies aan de passagiers van de auto demonstreren? 

Het blijft gissen want net op dat moment werd ik wakker. Het ochtendlicht piepte door de gordijnen, de vogels floten en ik… was tien muggenbulten rijker.